Aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen
Twee personen die met elkaar in het huwelijksbootje stappen, trouwen in Nederland op dit moment, wanneer zij verder niets regelen, volgens artikel 1:94 BW in algehele gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alle bezittingen en schulden van de echtgenoten samen zijn. Willen de echtgenoten geen algehele gemeenschap van goederen, dan kunnen zij afwijkende afspraken vastleggen in huwelijkse voorwaarden. Daarvoor moeten zij echter naar een notaris, die een akte van huwelijkse voorwaarden moet opmaken en inschrijven in het openbaar huwelijksgoederenregister.
Omdat veel Nederlanders niet willen dat hun gehele vermogen binnen de gemeenschap van goederen valt, vinden zij huwelijkse voorwaarden momenteel eigenlijk de beste optie. Echter, de extra stap naar de notaris die zij daarvoor moeten zetten, is een horde die vaak niet genomen wordt. Veelal huwen zij uiteindelijk toch in gemeenschap van goederen, waardoor later problemen kunnen ontstaan. PvdA, VVD en D66 pleiten om deze reden voor een betere aansluiting van de regelgeving op de praktijk. Deze partijen vinden dat bepaalde voorhuwelijkse bezittingen en schulden niet standaard in de gemeenschap van goederen zouden moeten vallen. Om wijziging van de wet op dit punt te bewerkstelligen zullen zij naar verwachting binnenkort een initiatiefwetsvoorstel indienen.
Het wetsvoorstel ‘aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen’ zal ervan uitgaan dat de echtgenoten, indien er geen huwelijkse voorwaarden worden opgemaakt, nog steeds trouwen in gemeenschap van goederen. Echter valt het vermogen dat ieder van de echtgenoten op het moment van het huwelijk al had, buiten de gemeenschap, evenals erfenissen en schenkingen die tijdens het huwelijk worden verkregen. Voor het vermogen dat gescheiden blijft, geldt dat het zowel gaat om bezittingen als schulden. Echtgenoten lopen bijvoorbeeld dus niet meer het risico om bij scheiding geconfronteerd te worden met schulden die de ander vóór het huwelijk gemaakt heeft. Door de nieuwe regeling zal de schenker niet meer uitdrukkelijk hoeven te bepalen dat de schenking buiten de gemeenschap van goederen valt en voor erfenissen is een uitsluitingsclausule in een testament niet langer noodzakelijk.